Een fabel van Aesopus die de lezer moet onthouden.
1 Aesopus, de beroemde verteller uit Phrygië, werd beschouwd als een verstandig man. En terecht. Interessante tips of goede raad gaf hij niet op een strenge of autoritaire manier, zo typisch voor filosofen. Nee, hij verzond mooie en grappige verhalen. Van zijn woorden ging een zekere betovering uit. Zo doordrong hij geesten en harten van zijn therapeutische inzichten en scherpzinnige observaties.
2 Neem nu deze leuke en grappige fabel, over het nestje van een vogeltje. De moraal is deze: Wil je succes in het leven? Stel je hoop en vertrouwen niet in een ander. Enkel in jezelf.
3 "Het gaat over een vogeltje", schrijft hij, "een kuifleeuwerik."
4 Deze vogel leeft op graanvelden en bouwt daar haar nest. Dat doet ze op een moment dat, zodra het oogsten begint, haar kleintjes in staat zullen zijn om te vliegen.
5 Nu had deze kuifleeuwerik haar nestje gebouwd in een veld waar eerder dan gewoonlijk was gezaaid. Het graan werd al geel, terwijl haar kleintjes nog niet konden vliegen.
6 Daarom vroeg ze haar kleintjes de oren te spitsen zodra ze iets ongewoons zagen of hoorden, terwijl zij op zoek was naar voedsel. Bij haar terugkomst moesten ze haar alles vertellen.
7 Wat later roept de eigenaar van het veld zijn jonge zoon en zegt: "Zie jij niet dat het graan al rijp is en smeekt om de hand van een knipper? Daarom, ga morgenvroeg naar onze vrienden. En vraag hen ons te helpen bij de oogst."
8 Daarna gingen ze uit elkaar. Toen moederleeuwerik thuiskwam, zag ze haar jongen beven en trillen. Ze maakten enorm veel lawaai. Ze smeekten haar, breng ons zo snel mogelijk naar een andere plek! "Want de eigenaar", kwetterden ze, "heeft zijn vrienden gevraagd naar hier te komen en te helpen met de oogst."
9 Moeder stelde hen gerust: "Als de eigenaar de oogst aan vrienden toevertrouwt, zal het veld morgen niet gemaaid worden. Het is niet nodig dat ik jullie morgen wegbreng."
10 De volgende dag vloog moeder weer weg, op zoek naar voedsel. De eigenaar wachtte op zijn vrienden. De zon brandde en er gebeurde niets. De dag ging voorbij en geen enkele vriend daagde op.
11 Daarop wendde de eigenaar zich weer tot zijn zoon en zei: "Die vrienden zijn een stel luieriken. We kloppen beter aan bij familie en schoonfamilie. We vragen of ze morgenvroeg helpen met de oogst."
12 Opnieuw vertelden de bange kleintjes het nieuws aan hun moeder. En ook nu zei ze dat ze niet bang hoefden te zijn, dat er geen reden was tot paniek. Familie of schoonfamilie doen meestal niet meteen wat je ze vraagt, en zullen dus niet zonder dralen aan dat werk beginnen. Zo dociel zijn ze niet. "En jullie", zei ze, "let op of er iets nieuws wordt gezegd."
13 De volgende ochtend ging moeder op zoek naar voedsel. Familie en schoonfamilie bleven weg.
14 Uiteindelijk zei de eigenaar tot zijn zoon: "Naar de maan met vrienden en familie! Breng morgenvroeg twee zeisen. Ikzelf neem de ene zeis, jij de andere zeis. En dat graan maaien we zelf, met onze eigen handen."
15 Toen de moeder van haar kleintjes hoorde wat de eigenaar had gezegd, zei ze: "Nu is het tijd om in te pakken en ervandoor te gaan. Wat hij zegt dat gebeuren gaat, gaat nu ook gebeuren. Want de zaak is in handen van diegene die het aanbelangt, en niet meer in die van een ander, die om hulp werd gevraagd."
16 De kuifleeuwerik verhuisde haar nest en de eigenaar maaide het veld.
17 Dit is de fabel van Aesopus, die laat zien dat vertrouwen op vrienden en familieleden doorgaans een teken is van lichtzinnigheid. Het leidt tot niets.
18 Wat anders leren de meest eerbiedwaardige boeken van filosofen ons dan dat we enkel op onszelf moeten vertrouwen?
19 En dat we al het andere, wat buiten ons ligt of buiten onze wil om gebeurt, niet als iets moeten beschouwen dat goed is, voor onze belangen of voor onszelf (1).
20 Deze fabel van Aesopus heeft Ennius in zijn Satiren fris en elegant in tetrameter op schrift gesteld. Ik weet zeker dat het een goede zaak is de laatste twee verzen ter harte te nemen en in het geheugen te prenten:
Hou dit adagium altijd voor ogen:
Verwacht niet van vrienden wat je zelf zou kunnen doen.
Noten bij de vertaling
(1) Dit zegt later ook de stoïcijn Epictetus, een tijdgenoot van Aulus Gellius. Epictetus leert dat we ons niet moeten hechten aan wat buiten ons ligt, want daarover hebben we geen macht. We hebben enkel macht over het zelf. Voor het bereiken van succes of geluk kunnen we dus enkel daarop vertrouwen.
Literatuur
René Marache, Aulu-Gelle. Les nuits attiques. Livres I-IV (Parijs 2002)
John C. Rolphe, Gellius. Attic Nights. Books 1-5 (Londen 1946)
Meer weten?
Tinne Horemans, Aulus Gellius’ Noctes Atticae : een selectie van essays met stoïcijnse en cynische thematiek voorzien van inleiding, vertaling en commentaar (masterproef) (Brussel 2015), p. 41
Comentários