De rechtsgeleerde Sextus Caecilius en de filosoof Favorinus debatteren over de wetten van de Twaalf Tafelen
1 Sextus Caecilius stond bekend om zijn kennis, ervaring en deskundigheid in de rechtswetenschap en in het onderzoek en de interpretatie van de wetten van het Romeinse volk.
2 Toen wij op het Palatijnse plein de groet van de keizer afwachtten, liep hij toevallig tegen Favorinus op. In onze aanwezigheid ontstond een gesprek
3 over de wetten die de tienmannen in opdracht van het volk hadden opgesteld en neergeschreven.
4 Sextus Caecilius, die de wetten van heel wat steden nauwkeurig had bestudeerd, prees de buitengewoon elegante en bondige stijl. “Dit geldt inderdaad voor het grootste deel van deze wetten”, zei Favorinus. "Ik las de Twaalf Tafelen dan ook met evenveel plezier als die twaalf boeken van Plato, De Wetten. Maar je kan er toch niet omheen dat deze wetten of volkomen onbegrijpelijk zijn en ronduit wreed, of precies andersom: veel te laks en helemaal niet streng genoeg. Ook zijn er wetten die je absoluut niet letterlijk mag nemen.
5 "Je moet niet de schrijvers vaagheden verwijten, wel de mensen, die de teksten niet begrijpen, gebrek aan kennis. En ook die laatsten kan je eigenlijk niets kwalijk nemen.
6 Want archaïsche woorden en gewoontes van vroeger, belangrijk voor een goed begrip van de wetten, zijn na zo’n lange tijd in vergetelheid geraakt. Men schreef deze wetstafelen 300 jaar na de stichting van de stad. Tussen toen en nu zit wel 600 jaar.
7 En waarom vind je deze wetten zo wreed? Of is een wet wreed als die een rechter, door de wet aangesteld, en iemand die schuldig is bevonden aan omkoperij met de dood straft? Of een dief, op heterdaad betrapt, als slaaf uitlevert aan de bestolene? Of het wettelijk maakt een inbreker in de nacht dood te slaan?
8 Alsjeblieft, vertel jij het. Jij bent zo verstandig en belezen. Verdient dit alles niet de doodstraf? De onoprechtheid van een rechter die zijn eed te koop aanbiedt en zo alle wetten van mensen en goden schendt? De godsjammerlijke overmoed van een dief die op heterdaad betrapt wordt? Het sluwe geweld van een inbreker in de nacht?”
9 “Vraag me niet wat ik denk”, zei Favorinus. “Je weet dat ik, conform de filosofische school die ik aanhang, liever de zaak onderzoek dan er een oordeel over te moeten vellen.
10 In ieder geval is het Romeinse volk geen lichtzinnige derderangs beoordelaar volgens wie deze misdrijven niet bestraft moeten worden. Zij vonden dit soort straffen gewoon barbaars. Daarom liet het hen koud dat deze wetten, die zo’n extreme straf oplegden, in de loop der jaren hopeloos verouderden.
11 De volgende regel bijvoorbeeld, vonden zij onmenselijk. Als iemand door ziekte en ouderdom niet op eigen houtje naar de rechtbank kan gaan, wordt geen draagstoel in gereedheid gebracht. Nee, deze zieke en oude man, die eruitziet alsof hij nog één dag te leven heeft, wordt het huis uit gedragen, op een lastdier gezet en op die manier (vanaf zijn huis) meegezeuld tot bij de praetor op het comitium. Waarom in godsnaam wordt een doodzieke die niet in staat is zichzelf te verdedigen, schommelend op een lastdier, door zijn tegenstander voor de rechtbank gesleept?
12 Ook vond ik bepaalde wetten niet streng genoeg. “Als iemand een ander onrecht aandoet, moet hij 25 goudstukken betalen.” Vind jij de straf voor dit misdrijf ook niet veel te mild? Wie is er nu zo arm dat 25 goudstukken hem weerhouden een misdaad te plegen?
13 Ook jouw Labeo vond deze wet maar niets. In zijn boek Over de Twaalf Tafelen, schreef hij: “Een zekere L. Veratius was zo krankzinnig dat hij geen schaamte meer kende. Hij vond het fijn vrije burgers hard in het gezicht te slaan. En iedere keer dat hij zo’n klap uitdeelde, beval hij de slaaf, die met een volle geldzak achter hem aan moest lopen, 25 goudstukken uit te betalen. Precies zoals de wet het voorschreef.” “Na dit voorval”, zo schrijft Labeo, “oordeelden rechters dat deze wet achterhaald was en verouderd. Een speciaal rechtscollege zou vanaf nu telkens de schade opmeten.”
14 En sommige van deze wetten blijken niet bruikbaar. Neem nu de 'vergeldingswet' die zegt, als mijn geheugen me niet in de steek laat: “Als je het been breekt van een ander, volgt een vergelding, tenzij er iets anders werd afgesproken.”
15 Het principe van 'oog om oog, tand om tand' is wreed en een eerlijke vergelding is niet mogelijk. Stel, iemand wil zijn gebroken arm wreken door een arm van de ander te breken. Hoe is het dan in godsnaam mogelijk die arm op precies dezelfde wijze te breken, en zo weer quitte te staan? Hier rijst al een onontwarbaar probleem.
16 Wat doe je als hij die arm onopzettelijk heeft gebroken? Wat onopzettelijk is gebeurd, moet ook onopzettelijk gewroken worden. Een onbedoelde en een welbewuste duw vragen natuurlijk niet om dezelfde vergelding. Maar wie kan een onbedoelde duw exact nabootsen als hij tijdens deze wraakactie niet het recht heeft om te doen wat hij wil, maar enkel onoplettend mag zijn?
17 En als hij die arm met opzet zou gebroken hebben, zou hij het nooit dulden dat die ander hem ernstiger of heviger verwondt. Met welk meetinstrument moet je dit verschil vaststellen? Met een waterpas? Ik weet het echt niet, hoor.
18 Overigens kan dit alles eindigen in absurd geweld. Want een verschil zal gewroken worden met een tegenactie die vervolgens een oneindige reeks van vergeldingen ontketent.
19 Als iemand wegens schulden door de rechter als eigendom wordt toegewezen aan meerdere schuldeisers, wordt zijn lichaam in stukken gehakt en krijgt ieder zijn deel. De gedachte aan die gruwel vervult me met weerzin en ik vertel dit met schaamte. Want wat is barbaarser en beestachtiger dan de ledematen van een arme schuldenaar als een slager in stukken te hakken en te koop aan te bieden, net als zijn spullen die vandaag verdeeld en verkocht worden?”
20 Caecilius pakte Favorinus stevig beet en zei: “U bent ongetwijfeld dé specialist van deze tijd, en niet alleen wat de Griekse cultuur betreft, ook de Romeinse. Want welke filosoof is zo deskundig en doorkneed in de voorschriften van zijn eigen leer als jij in die van de tienmannen?
21 Maar, alsjeblieft, ik smeek het je, stop even met deze Academische uiteenzetting waarin je al wat je te binnen schiet weerlegt en verdedigt alsof het een wedstrijd is. Denk eens wat langer na voor je de les leest …
22 … en laat je niet laatdunkend uit over de ouderdom van deze wetten, enkel omdat het Romeinse volk de meeste niet meer gebruikt. Je ziet toch ook dat de voordelen die deze wetten te bieden hebben anders zijn en hun genezende werking nu niet meer precies dezelfde is. Nee, naargelang de tijdgeest, het politieke klimaat, de bruikbaarheid op dat ogenblik en de onstuimigheid van de criminele inborst die getemperd moet worden, varieert dat. Net als het uitzicht van de hemel en de zee verandert door de dynamiek van gebeurtenissen en de grilligheden van het lot.
23 Die akkerwet van Stolo heeft toch zijn nut bewezen? En het plebisciet van Voconius, dat het erfrecht van vrouwen inperkt, toch ook? En waren de anti-luxewetten zoals die van Licinius en Fannius niet absoluut nodig om een rem te zetten op de pronkzucht van de Romeinse burger? Toch zijn al deze wetten in vergetelheid geraakt, bedolven onder de lawine van Romes pracht en praal.
24 Waarom vind jij een wet onmenselijk die beveelt een trekdier te geven aan een gedagvaarde die oud en ziek is? Mij lijkt deze wet juist de meest humane die er is.
In ius vocatio (calling the defendant to court) is the technical term in Roman law for the act by which civil proceedings were initiated.
25 Ik citeer: “Als morbus (= ziekte) en ouderdom een hinderpaal vormen, moet hij die dagvaardt voor een iumentum ( = trekdier) zorgen. Als de gedagvaarde dat aanbod afslaat, moet de eerste geen overdekt rijtuig in gereedheid brengen.”
26 Of denk je soms dat morbus hier verwijst naar een ernstige aandoening waarbij de patiënt bibbert door hoge koorts? En dat iumentum een lastdier aanduidt dat mensen op de rug vervoert? Vind je de wet daarom onmenselijk? Omdat je denkt dat een zieke die het bed moet houden op een stuk vee wordt gezet en zo voor de rechter wordt gebracht.
27 Beste Favorinus, dat is helemaal niet zo. Want morbus verwijst hier niet naar een ernstige aandoening met hoge koorts, maar naar lichamelijke ongemakken door een zwak gestel of een slechte gezondheid. In geen geval levensbedreigend. Een heftige ziekte die wel gevaarlijk is, kwalificeren deze schrijvers niet zomaar als morbus [Nl. ziekte], maar als morbus sonticus ( = gevaarlijke ziekte).
28 En iumentum verwijst niet enkel naar een trekdier, maar ook naar het rijtuig dat a iunctis perctoribus [Nl. door trekdieren onder het juk] wordt voortgetrokken. Onze voorvaderen leidden het woord iumentum af van iungendo [Nl. om voort te trekken].
29 En een rijtuig dat aan alle kanten beschut en afgeschermd is als een grote koffer [Lat. arca], overtrokken met lappen stof, noemde men arcera. Hierin werden zieke en oude mensen liggend vervoerd.
30 Voor een arme en berooide man die voor de rechtbank wordt gedaagd, maar door een verstuikte voet of een andere tegenvaller niet op eigen houtje kan gaan, wordt een rijtuig in gereedheid gebracht. Wat is hier zo vreselijk aan? Luxueus hoeft dat rijtuig volgens de wet overigens niet te zijn, elk vervoermiddel is goed voor iemand die met zijn lichaam sukkelt. En waarom heeft men dit zo bedacht? Opdat een gammel lichaam geen levenslange vrijstelling zou verschaffen aan hen die hun plichten niet nakomen en niet op de rechtszitting verschijnen. Dat zou toch te gek voor woorden zijn!
31 “Iemand een lichamelijk letsel toebrengen wordt bestraft met 25 assen. En nee, beste Favorinus, dit kleine bedrag vereffent lang niet àlle verwondingen. Ook al stonden die weinige assen toen voor heel wat brons, want het volk gebruikte in die tijd assen die een pond wogen.
32 Iemand die een vrije burger of een slaaf zwaar toetakelt (het breken van een been bijvoorbeeld), moet een hogere boete betalen. Bepaalde verwondingen mochten zelfs vergolden worden volgens principe ‘oog om oog, tand om tand’.
33 Jouw kritiek op dat vergeldingsprincipe is niet helemaal terecht, beste man. Met humor en scherpzinnigheid vertel jij dat dit onuitvoerbaar is omdat de vergelding niet gelijk kan zijn aan de verwonding: het is niet gemakkelijk het been van de ander zo te breken dat je weer ‘quitte’ (jouw term) staat.
34 Natuurlijk, m’n beste Favorinus, een exacte vergelding uitvoeren is buitengewoon moeilijk. Maar daar gaat het ook niet om. Voor alles wilden de tienmannen met het vergeldingsprincipe dit soort brutaliteiten, zoals je medemens afranselen en toetakelen, indammen en uitroeien. Zij meenden dat angst mensen in het gareel zou houden.
Bovendien geloofden zij niet dat je te veel rekening moest houden met het type dat andermans been breekt, maar geen schadevergoeding wil betalen. Of die kerel dat been wel of niet met opzet had gebroken, hield hen daarom niet zo bezig.
Ook hoefde die vergelding in zo’n zaak volgens hen geen kopie te zijn van het origineel en moest hun beider gewicht helemaal niet op de pond nauwkeurig gewogen worden. Nee, liever dan exact dezelfde blessure, wilden zij dat de gedupeerde met dezelfde geestdrift en gretigheid het corresponderende lichaamsdeel zou breken. Op de intentie heb je enige grip, maar op het effect van de klap niet.
35 En als dat zo is, en je weet wat gerechtigheid betekent, zie je dat die vergeldingen over en weer van jou eerder het voortbrengsel zijn van je spitsvondig geredeneer dan dat het iets met de realiteit heeft te maken.
36 En jij vindt ook dit soort straffen gruwelijk. Daarom, ik blijf erop hameren: wat is er zo gruwelijk aan het feit dat met jou gebeurt wat jij een ander hebt aangedaan? Vooral als je weet dat je de mogelijkheid hebt tot een minnelijke schikking en de vergelding niét te ondergaan? Die keuze heb je.
37 Verder verkies jij het edict van de pretor te raadplegen bij het vaststellen van de schade. Je moet weten dat ook deze vergeldingsmaatregel in de regel onderworpen wordt aan het oordeel van een rechter.
38 Want als de beschuldigde een minnelijke schikking afwijst én de vergeldingsmaatregel opgelegd door de rechter niet wil ondergaan, beraamt de rechter de omvang van de schade en veroordeelt hem tot het betalen van een dwangsom. Zo wordt de hardvochtigheid van deze wet teruggeschroefd tot het betalen van een boete wanneer een beschuldigde het compromis onverteerbaar vindt en de vergeldingsmaatregel onmenselijk.
39 Een lichaam van een mens in stukken snijden en onder elkaar verdelen, vind jij uitermate barbaars. Tot slot wil ik ook hierop wat terugzeggen. Eenvoudig van komaf klommen de Romeinen op tot een volk met zo veel aanzien door elke deugd levenslang te beoefenen. Boven alles hielden zij déze deugd enorm in ere: betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid was voor hen heilig, zowel in het publieke leven als in de private sfeer.
40 Om de betrouwbaarheid van de republiek te verzekeren, leverden zij hun meest roemrijke consuls uit aan de vijand. En zij beweerden dat een beschermeling voor zijn patronus dierbaarder moest zijn dan zijn eigen bloedverwanten en tegen hen ook beschermd moest worden. Een beschermeling in mootjes laten hakken (divisui) beschouwden zij als een gruwelijke misdaad.
41 Betrouwbaarheid schreven onze voorvaderen niet alleen voor inzake wederzijdse verplichtingen, ook bij het sluiten van een overeenkomst tussen particulieren, in het bijzonder als het om het voorschieten en terugvorderen van een som geld ging. Want die ruggensteun in tijden van nood – iedereen zit wel eens krap bij kas – pak je hen af, zo redeneerden zij, als een trouweloze schuldenaar van deze praktijk misbruik kan maken zonder risico op een zware straf.
42 Iemand die zijn schuld (bij vonnis vastgesteld) bekent, krijgt dertig dagen om het geld bij elkaar te zoeken en de lening af te betalen.
43 Deze periode noemen de Tienmannen iustus [Nl. gerechtvaardigd]. Het lijkt op een moratorium, alsof het recht even pauze neemt en tot stilstand komt. Tijdens die periode kunnen geen gerechtelijke stappen tegen de schuldenaar ondernomen worden.
44 Als de schuld niet is afbetaald, wordt de schuldenaar voor de pretor geroepen die hem als lijfeigene, geboeid en geketend, uitlevert aan de schuldenaar.
45 Als ik het goed heb, is dit de letter van de wet: “Dertig dagen is de wettelijke tijdslimiet voor wie zijn schuld (in een rechtmatig proces bij vonnis vastgesteld) heeft bekend. Hierna volgt een handoplegging en wordt de beschuldigde voor de rechter geleid. Als die geen gevolg heeft gegeven aan het vonnis én niemand voor de rechtbank optreedt die borg wil staan, mag de aanklager hem met touwen vastbinden of in de boeien slaan en zo mee naar huis nemen. Die boeien wegen niet minder dan 15 Romeinse pond, zelfs meer als de gevangene dat wil. Als hij wil, leeft hij op eigen kosten. Als de gevangene dat niet wil, moet de schuldeiser hem elke dag één pond graan te eten geven. Meer mag ook.
46 In de periode die volgt hebben de twee partijen het recht een regeling te treffen. Komt die er niet, wordt hij nog 60 dagen gevangen gehouden.
47 Gedurende die periode werd hij op drie opeenvolgende marktdagen voor de pretor op het Forum geleid. Hier kreeg hij te horen hoeveel geld hij moest betalen. Maar op de derde marktdag werd hij ter dood veroordeeld of in het buitenland (aan de overkant van de Tiber) verkocht.
48 Zij maken deze doodstraf huiveringwekkend en angstaanjagend door verschrikkingen en ongekende gruwelijkheden in het vooruitzicht te stellen. Omdat zij, ik zei het al, betrouwbaarheid zo hoogachten. En dààrom laat de wet het toe het lichaam van een schuldenaar die voor meerdere zaken werd veroordeeld in stukken te hakken zodra hij aan zijn schuldeisers is uitgeleverd. En als hen dat belieft, die stukken onder elkaar te verdelen.
49 En ik citeer de wet letterlijk. Als je maar niet denkt dat de wrevel jegens die wet ook maar een beetje indruk op mij maakt: “Op de derde marktdag, staat er, hakken jullie het lichaam in stukken. En als jullie dat lichaam zowat in stukken hebben gehakt, is dit geen misdaad.”
50 Ja, natuurlijk is niets gruwelijker en verschrikkelijker dan dit. Tenzij, en dat blijkt uit de praktijk, men met opzet zo’n gruwelijke straf in het vooruitzicht heeft gesteld, in de hoop dat het nooit zo ver zou komen.
51 En zijn insolvente schuldenaars die in de boeien worden geslagen en tot slaaf gemaakt van hun schuldeiser vandaag niet legio omdat een ploert die handboeien toch niet erg vindt?
52 Hoe dan ook, nooit heb ik gehoord dat in vroegere tijden iemand in stukken is gehakt. Omdat de gruwelijkheid van die straf je niet onverschillig kàn laten.
53 Stel, Favorinus, dat die straf op meineed afkomstig van de XII Tafelen niet in onbruik was geraakt. En stel dat de eedbreker, zoals voorheen, van de Tarpeiusberg zou worden gegooid. Denk jij dat er dan zo veel echtbrekers zouden rondlopen? De meedogenloosheid die de straffen voor deze misdaden kenmerken vormen dikwijls de leerschool voor een goed en bezonnen leven.
54 Ook ken ik het verhaal over Mettius Fufetius (een heerser van Alba Longa), al heb ik niet veel van dat soort boeken gelezen. Omdat deze valsaard een verdrag, dat hij met de koning van het Romeinse volk had gesloten, zomaar verbrak, werd hij vastgebonden aan twee vierspannen die hem, trekkend aan hoofd en voeten, uiteen reten. Natuurlijk is dit gruwelijk en vergaand. Maar lees wat de voorname dichter schrijft: “Jij, Albaniër, had je woord moeten houden.”
55 Met deze en nog andere van dat soort anekdotes lichtte Sextus Caecilius zijn kijk op de zaak toe. En iedereen die erbij stond, inclusief Favorinus, ging enthousiast mee met dit betoog. Pas toen we hoorden dat het tijd was voor de keizerlijke groet, namen we afscheid.
Comments