In welke volgorde werden de senatoren in de senaat opgeroepen om hun stem uit te brengen? Verder over een confrontatie in de senaat, tussen consul G. Caesar en M. Cato, die maar niet ophield met spreken.
1 Voor de wet inzake senaatsvergaderingen in werking trad (1), veranderde de volgorde waarin senatoren werden opgeroepen om hun stem uit te brengen voortdurend.
2 De ene keer gaf men het woord eerst aan diegene die door de censoren verkozen was tot 'leider van de senaat', dan weer aan de verkozen consuls [Lat. consules designati].
3 Sommige consuls respecteerden deze volgorde niet. Zij gaven eerst het woord aan wie hen het meest beviel: aan een vriend, of iemand met wie ze één of andere band hadden - als blijk van eer.
4 Maar als een consul een andere volgorde aanhield, gold wel de regel: de eerste die om zijn mening werd gevraagd mocht niemand anders zijn dan een ex-consul.
5 G. Caesar zou tijdens zijn consulaat met M. Bibulus (2) slechts vier senatoren buiten de normale volgorde om hun mening hebben gevraagd. Van die vier vroeg hij dat aan M. Crassus als eerste; maar toen Caesar z'n dochter aan Gnaeus Pompeius had verloofd, gaf hij Pompeius het eerste woord (3).
6 Volgens Tullius Tiro, hij schrijft dat hij dit hoorde van zijn beschermheer (4), hij was een vrijgelatene van M. Cicero, zou Caesar de senaat verteld hebben waarom hij dit deed.
7 Hetzelfde schrijft ook Ateius Capito in zijn boek Het werk van een senator (5).
8 In dat boek staat ook deze passage (6): “Consul G. Caesar riep M. Cato op om zijn mening te geven. Nu wilde M. Cato niet dat het voorstel waarover de consul zijn raad vroeg, aangenomen zou worden, omdat dit volgens hem het staatsbelang niet diende. Om de zaak op de lange baan te schuiven, stak hij een langdradig betoog af; aan het eind van de dag was hij nog altijd aan het spreken. Een senator die opgeroepen werd om zijn mening te geven, had immers het recht om eerst te spreken over iets dat hij zelf wilde (een ander onderwerp) en zolang hij dat wilde. Omdat Cato maar niet ophield met spreken, riep consul Caesar een bediende (6), die hij het bevel gaf Cato midden in z'n discours te arresteren en in de kerker te gooien. De hele senaat stond op en volgde Cato naar de kerker." Hij schrijft: "Toen hij zag hoeveel weerzin dit opwekte, zag hij ervan af en gaf de opdracht Cato weer vrij te laten.” (7)
Noten bij de vertaling
(1) Lex de senatu habendo [Nl. wet over het houden van een senaatsvergadering]
(2) In 59 v. Chr.
(3) Suetonius (Jul. 22) schrijft dat de consuls gewoonlijk de volgorde aanhielden waarmee ze op de eerste januari begonnen waren.
(4) Fr. 1, Peter; p. 6, Lion. Lat. patronus (beschermheer); Cicero dus.
(5) Fr. 18, Huschke; 1, Bremer.
(6) Volgens Suetonius (Jul. 24) ging het om een lictor.
(7) Deze anekdote werd ook opgetekend Suetonius (Caes. 20), Valerius Maximus (2.10.7), Plutarchus (Caes., 14; Cato Minor, 33), Dion. Cass. (28.2)
Literatuur
R. Marache, Aulu-Gelle. Les Nuits Attiques. Livres I-IV (Parijs 2002)
J.C. Rolfe, Aulus Gellius. The Attic Nights. Books I-V (Londen 1946)
Comments