Chrysippus weerlegt de argumenten van hen die de Voorzienigheid ontkennen.
Als er Voorzienigheid zou zijn, zou er van het kwade geen sprake zijn
1 Zij die geloven dat de wereld niet geschapen is voor God en mensheid en dat Voorzienigheid niet aan het roer staat van alles wat mensen aanbelangt, denken dat zij een sterk argument aanvoeren, wanneer zij zeggen: "Als er Voorzienigheid zou zijn, zou er van het kwade geen sprake zijn." Zo veel ellende en verdorvenheid kan volgens hen allerminst samengaan met het bestaan van een Voorzienigheid die, naar men zegt, deze wereld ter wille van de mensheid heeft geschapen.
Het goede kan nu eenmaal niet zonder het kwade
2 Chrysippus weerlegt in het vierde boek van zijn werk Over Voorzienigheid (1) deze zienswijze en schrijft: "Wie gelooft dat het goede kan bestaan zonder het kwade, is buitengewoon onverstandig.
3 Het goede is het tegendeel van het kwade. Daaruit volgt onomstotelijk dat zij allebei bestaan als elkaars tegendeel en elkaar onderling, door hun tegengestelde krachten ondersteund als het ware, in stand houden. Er kan geen sprake zijn van een tegendeel als er niet iets is waartegenover het wordt gesteld.
4 Hoe kan je een beeld vormen van rechtvaardigheid, tenzij er allerlei vormen van onrecht bestaan? Wat anders is rechtvaardigheid dan de afwezigheid van onrechtvaardigheid? Dito, hoe kan je onverschrokkenheid begrijpen, tenzij in vergelijking met lafhartigheid? Hoe zelfbeheersing, tenzij in contrast met overmoed? Hoe zou er sprake kunnen zijn van wijsheid, als daar niet onwetendheid tegenover stond?"
5 "Waarom", vroeg Chrysippus zich af, "vinden deze dwazen dan ook niet dat er waarheid moet bestaan, zonder de mogelijkheid tot zinsbegoocheling? Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor het bestaan van het goede en het kwade, geluk en pech, verdriet en genot.
6 Want het ene, en dit zegt ook Plato (2), zit aan het andere vast doordat het ene het absolute tegendeel vormt van het andere. Laat je het ene weg, dan elimineer je ook het andere."
Heeft de Voorzienigheid ook ziektes geschapen?
7 In hetzelfde boek behandelt en bespreekt Chrysippus ook de volgende kwestie, die volgens hem verdere analyse verdiende, nl. de vraag of de ziektes van de mens op natuurlijke wijze ontstaan. Heeft m.a.w. de Natuur zélf, of de Voorzienigheid als je wil, niet alleen de wereldorde en de mens, maar daarbij ook zijn ziektes, zijn zwakheden en lichamelijke kwaaltjes, die de mens lijdzaam moet ondergaan, geschapen?
8 Chrysippus denkt niet dat het echt in de bedoeling van de Natuur lag de mens kwetsbaar te maken voor ziektes. Want dit gegeven valt niet te rijmen met de Natuur als schepper en moeder van alle goede dingen.
9 "Maar", gaat hij verder, "op het moment dat de Natuur heel wat goede dingen (wat betekent uitermate doeltreffend en nuttig) ontwierp en in het leven riep, werden van deze goede dingen ook de schaduwzijden gevormd." En ook die schaduwzijden zijn door de Natuur veroorzaakt, schrijft hij, althans, door een soort van onvermijdelijke gevolgen, wat hij κατα παρακολουθησιν noemt.
10 "Ik geef een voorbeeld", schrijft hij. "De Natuur construeerde het hoofd uit heel kleine, fijne botjes met het oog op een goed werkend verstand en de efficiëntie van het hele systeem.
11 Nu had de efficiëntie van dit pronkwerk een schaduwzijde. Omdat het hoofd zo licht beschermd werd, kon het makkelijk worden gekwetst door een kleine slag of stoot.
12 Dat is de reden waarom ziekten en allerlei kwaaltjes ontstonden zodra gezondheid in het leven werd geroepen."
13 "Ja, zo is het", schrijft hij, "de ondeugden ontstonden – vanwege de nauwe relatie met hun tegendeel - precies op het moment dat, volgens het plan van de Natuur, voor de mensheid de deugden werden geschapen."
Noten bij de vertaling
(1) Fragment 1169 in: J. von Arnim, Stoïcorum Veterum Fragmenta (Leipzig 1905-1906)
(2) Phaed. 3, p. 60 b
Literatuur
René Marache, Aulu-Gelle. Les nuits attiques. Livres V-X (Parijs 2002)
John C. Rolphe, Gellius. Attic Nights. Books 6-13 (Londen 1946)
Meer weten?
Tinne Horemans, Aulus Gellius’ Noctes Atticae : een selectie van essays met stoïcijnse en cynische thematiek voorzien van inleiding, vertaling en commentaar (masterproef) (Brussel 2015), p. 34-35 en 45-46
Comments