Chrysippus beweert dat aan de macht van het Lot niet te ontkomen valt. Tegelijk houdt hij vol dat we greep hebben op wat we willen en denken.
Chrysippus: wat is Voorzienigheid?
1 Chrysippus, een belangrijk stoïcijns filosoof, definieert het Lot (ειρμαρμένη in het Grieks) ongeveer zo: "Het lot", schrijft hij, "is een oneindige en eeuwigdurende reeks, een keten van gebeurtenissen die op eigen kracht in beweging blijft. De gebeurtenissen worden aan elkaar geknoopt via een oneindige reeks van gevolgen. Deze ketting is het Lot."
2 De precieze woorden van Chrysippus - in zoverre ik mij die kan herinneren – citeer ik hier. Iemand die mijn parafrase onduidelijk zou vinden, kan in dat geval ook de woorden van de schrijver zelf lezen. In het vierde boek Over Voorzienigheid zegt hij dat "het Lot een geordende reeks is, ontstaan door de Natuur, van alle gebeurtenissen. Door hun onderlinge afhankelijkheid volgt het ene het andere op en worden ze aaneengeknoopt. Tot in de eeuwigheid." (1)
Tegenstanders Chrysippus' definitie: vrijheid is dan onmogelijk
4 Er zijn schrijvers, die een andere filosofische school aanhangen, met een andere kijk op de zaak. Ze kraken bovenstaande definitie af. Dit is wat ze zeggen:
5 "Als Chrysippus gelooft dat alles door het Lot voortgestuwd en geleid wordt en de stroming, die het Lot is, niet overgestoken en haar meanders niet afgebogen kunnen worden, dan moet men zich ook niet druk maken om de misdaden en blunders van mensen, en die niet toeschrijven aan henzelf of hun vrije wil", schrijven ze, "maar aan een soort van onafwendbare dwang eigen aan het Lot, dat meesteres én scheidsrechter is van alles, en waardoor onvermijdelijk gebeurt wat gaat gebeuren. In dat geval is een straf, door de wet ingesteld om schuldigen hard aan te pakken, onrechtvaardig. Omdat mensen niet uit eigen beweging tot slechte daden zouden overgaan, maar door het Lot worden meegesleept."
Chrysippus' reactie: het Noodlot sleept dwazen mee, wijzen niet
6 Deze kritiek pareert Chrysippus à fond met scherpzinnige argumenten. De strekking van zijn verdediging was ongeveer deze:
7 "Het is inderdaad zo", zegt hij, "dat alle dingen onderworpen zijn aan een noodzakelijke en fundamentele wet en aan elkaar geketend zijn door het Lot. Maar de manier waarop onze geest onderworpen is aan dit Lot, hangt af van zijn temperament en persoonlijkheid.
8 Krachtige en efficiënte geesten, die de Natuur in het begin heeft geschapen, kunnen met de macht van het Noodlot (dat van buitenaf op ons inwerkt) omgaan. Zonder problemen en vol zelfvertrouwen. Maar onstuimige, dwaze en ongecultiveerde geesten (zonder opleiding in de schone kunsten) zullen altijd weer wat slechts doen en fouten maken. Uit vrije wil. Vanwege hun slechte karakter. Zelfs wanneer het Noodlot slechts een klein obstakel in de weg legt.
9 Dat dit nu op déze manier gebeurt, daarvoor zorgt het Lot: de natuurlijke en onvermijdelijke opeenvolging van feiten.
10 Want het is de aard van dit Lot, gedetermineerd en logisch, dat ervoor zorgt dat slechte karakters niet verstoken blijven van zonden en blunders."
Chrysippus verduidelijkt met het voorbeeld van de rollende koker
11 Dan geeft hij bij deze bewering meestal een mooi voorbeeld, niet al te ver gezocht: "Wanneer je een steen met de vorm van een koker over een steile helling naar beneden laat rollen, is dat inderdaad de oorzaak en het begin van de val. Maar daarna rolt deze koker snel verder, en niet omdat jij hier nog altijd voor zorgt, maar omdat het eigen is aan zijn vorm een ronddraaiende beweging te maken. Precies op dezelfde manier roept de loop, de wetmatigheid en de onafwendbaarheid van het Lot enkel de soorten en de eerste oorzaken in het leven, maar is het onze individuele wil en de aard van de geest die het verlangen onze plannen, gedachtes en ook onze handelingen te realiseren, reguleren." (2)
12 Dan schrijft hij dit, wat overeenkomt met wat ik al eerder zei: 'En daarom zeiden de Pythagoreeërs dit ook al. De mens roept zijn ongeluk over zich af, want dit ongeluk vindt zijn oorsprong in henzelf. Hun eigen impulsen brengen hen op het verkeerde pad en zij worden misleid door hun eigen voorstellingen en ideeën."
Een misdrijf is niet het gevolg van de onafwendbaarheid van het lot, maar van de eigen roekeloosheid
13 Daarom zegt hij dat je geen geduld moet hebben met mensen die losbandig zijn en lui, gewetenloos en overmoedig. Je moet er niet naar luisteren. Want wanneer hun misdrijven aan het licht komen en hun schuld vaststaat, wenden zij zich tot de onafwendbaarheid van het Lot – tot de bescherming van één of andere god zeg maar. Ze beweren dat je hun fouten niet moet toeschrijven aan hun eigen roekeloosheid, maar aan de onvermijdelijkheid van het Lot.
Homerus en Cicero zijn het hiermee eens
14 Het was de oudste en wijste dichter ooit die dit voor het eerst zei, en dat deed hij al dichtend: "Helaas! Wat plaatsen de stervelingen de goden in een slecht daglicht! Zij zeggen dat al dat kwade van ons komt, maar het is door hun eigen dwaasheid dat zij dit ongeluk, tegen de wil van het Lot in, aantrekken." (3)
15 M. Cicero schrijft in zijn boek Over het lot dat de kwestie uitermate ingewikkeld is en verwarrend en dat Chrysippus het probleem ook niet oplost: "Hoezeer Chrysippus zich ook uitslooft, hoezeer hij ook brandt van verlangen om de kwestie zó uit te leggen dat alles door het Lot wordt bepaald én wij tegelijk een zekere controle hebben; hij raakt hopeloos verstrikt". (4)
Noten bij de vertaling
(1) Arnim. Frag. 1000 in: J. von Arnim, Stoïcorum Veterum Fragmenta (Leipzig 105-1924)
(2) Arnim. Frag. 1000 (idem)
(3) Homerus, Odyss. 1.32
(4) Cic. De Fato, 41
Literatuur
René Marache, Aulu-Gelle. Les nuits attiques. Livres V-X (Parijs 2002)
John C. Rolphe, Gellius. Attic Nights. Books 6-13 (Londen 1946)
Meer weten?
Tinne Horemans, Aulus Gellius' Noctes Atticae: een selectie van essays met stoïcijnse en cynische thematiek voorzien van inleiding, vertaling en commentaar (masterproef) (Brussel 2015), p. 34-35 en 45-46-47, 84-86
Comments